In deze drukke coronatijden achtte ik het opportuun iets aan mijn leesachterstand te doen. Zo begon ik (eindelijk) aan het boek vermeld in de titel dat is geschreven door Professor Doctor Valerie Trouet, een Vlaamse topexperte in de dendroklimatologie of de wetenschap die aan de hand van de jaarringen van bomen het klimaat uit het verleden kan aflezen. Ze is verbonden aan het Laboratory of Tree-Ring Research aan de universiteit van Arizona in de VS.

Met houtboren wordt een kern uit de boom gehaald, die het leven van de boom niet ontneemt, maar die exact de ouderdom van de boom bepaalt.
De onderzoekster bestudeerde ook het hout van scheepswrakken, van houten standbeelden, laatgotische altaarstukken, hout van kathedralen, hout van moerascipressen, ook het onsterfelijke hout genoemd, van zo’n 130.000 jaar oud, hout van kastelen en historische gebouwen tot zelfs hout uit de Hagia Sophia moskee in Istanbul en hout van grafkisten. Dergelijke onderzoeken lossen soms vraagstukken op zoals de ouderdom van de wereldbekende Stradivarius-viool.

Dr. Trouet kon op deze wijze ook de oudste levende boom bemonsteren: de Bristleco-den, die men ook ‘Methusalem’ noemt zoals de legendarische, stokoude Bijbelse patriarch. Deze boom staat in het Ancient Bristlecone Pine Forest. Om vandalisme te voorkomen wordt de exacte locatie van de boom niet vrijgegeven.
(foto: event. over te nemen maar slechte kwaliteit: 'details-wat bomen ons vertellen-slechte kwalit-Schermafbeelding 2021-06-04 om 16.49.39')

Door het jaarringonderzoek kan men het tijdstip van grote ontbossing en intensieve bouwactiviteiten vastleggen maar ook de terugloop van bouwactiviteit en het herstel van bossen wegens gebrek aan afname van hout en energie. Zo kon men de builenpestepidemie of Zwarte Dood, die tussen1346 en 1353 genadeloos toesloeg op 45 tot 60 % van de Europese bevolking, afleiden uit de afname van bouwactiviteiten. Tijdens die periode herstelden de Europese bossen zich.
Uit de klimaatreconstructie blijkt dat drie eeuwen van uitzonderlijke klimaatinstabiliteit samenviel met de vrije val van het West-Romeinse Rijk in 476. De lage temperaturen hadden een vernietigende uitwerking op de landbouwproductiviteit.
Zo ook was de laatantieke ijstijd een extreem koude periode van 536 tot 660 na Chr. in het hele Euraziatische continent. Een mogelijke verklaring hiervoor waren de vulkaanuitbarstingen. Zo schreef Johannes van Efeze dat de zon achttien maanden lang verduisterde.
De erupties creëerden een dikke sluier van vulkanische stofdeeltjes die de zon blokkeerde, het aardoppervlak afkoelde, planten belemmerde in hun fotosyntheseopbouw en de voedselvoorziening bedreigde.

Dit werd afgelezen uit de jaarringen van de jaren 536 en 540.
Vlak na deze uitbarstingen bereikte de builenpest vanuit de Aziatische hooglanden de oostelijke kusten van het Romeinse Rijk. Slechts één jaar na de tweede uitbarsting brachten graanschepen vol ratten en vlooien de pest naar Egypte. De met pest besmette ratten bereikten Constantinopel, daarna de havensteden van heel het Middellandse Zeegebied en ze bereikten in 544 de Britse eilanden. De pest werd hier de Pest van Justinianus genoemd.
Klimaatveranderingen konden de pest versterken of onderdrukken. Klimatologen en dendrologen konden al deze waarnemingen terugvinden in de jaarringen van bomen via cellenonderzoek. Ze konden deze gegevens vergelijken met de meer dan 2.500 jaar lange jaarringchronologie van de droogtegevoelige Przewalski-jeneverbessen op de Tibetaanse hoogvlakten en met de ijskernarchieven van Groenland en Antarctica. De zwavelhoudende aerosols die vrijkomen bij vulkaanuitbarstingen lagen opgeslagen in de sneeuw en ijslagen van deze gebieden.

Prof. Dr. Trouet kent ook het Nationaal Park Terchiin Nuur aan de voet van de Chorgovulkaan in Mongolië. In dit park vol met lavabellen die men ‘basaltjoerten’ noemt, valt jaarlijks amper 25 cm neerslag. Haar collega’s bemonsterden er levende Siberische lorken waarvan de oudste 750 jaar is. In vijf dagen verzamelden ze meer dan 100 monsters. Na acht maanden beschikten ze over een archief dat het verst teruggaat in de tijd op het vlak van de jaarlijkse droogtevariabiliteit op de Aziatische steppe.
Hiermee richtten ze zich op de vroege dertiende eeuw toen Dzjengis Khan aan de macht kwam. Tijdens het hoogtepeunt van Dzjengis’ veroveringstochten springt er in het jaarringarchief een reeks van vijftien opeenvolgende brede ringen in het oog. Die vertegenwoordigen een periode van vijftien jaar met bovengemiddelde regenval, ook pluviaal genoemd. Onder deze omstandigheden deden de weidegronden het bijzonder goed. Dat leverde al het voer voor de cavalerie van Dzjengis die het hart van zijn militaire tactiek vormde.
Op grond van deze vaststellingen zou men kunnen concluderen dat er een verband bestaat tussen een ongunstig klimaat en maatschappelijke destabilisering, en dat een gunstig klimaat de opkomst van grote rijken bevordert.

Dan zijn er ook nog langdurige droogteperiodes die men kon afleiden uit de meer dan vierhonderdduizend monsters uit de dendrologische collectie van het Zuidwesten van de VS. Honderden jaarringen kwamen o.m. van de ‘bristlecone-dennen’ en van de ‘blauwe eik’ die als geen andere bomen ter wereld een afspiegeling van de droogte waren.
Pre-industriële beschavingen zoals de pueblovolkeren maakten voortdurend en kwistig gebruik van hout om gebouwen en kunstvoorwerpen te maken, om te koken en hun woningen te verwarmen.

Deze beschavingen zijn te vinden in het Nationaal Park Mesa Verde in Zuidelijk Colorado en in de Chaco Canyon waar men een complex van woningen en gebouwen vond. Bij de bouw hiervan werden vermoedelijk meer dan 200.000 balken gebruikt. Het hout werd aangevoerd uit verder gelegen bergketens. De grond lag er bezaaid met bijlen en hakmessen.
Maar net als het verval van de Maya verdwenen de pueblovolkeren wegens hevige en hardnekkige droogteperioden zoals in de jaren 30 van de twaalfde eeuw.

Klimaatveranderingen op zich kunnen de val van beschavingen niet verklaren. Ook veel andere factoren spelen een rol. Maar keer op keer toonden dendrologen aan dat veel maatschappelijke veranderingen gepaard gaan met klimaatveranderingen.
Er is alle reden om te denken dat dergelijke natuurlijke variaties in het klimaatsysteem zich in de toekomst opnieuw zullen voordoen. Door de recente opwarming van de atmosfeer, de bevolkingsgroei, de veranderingen in het landgebruik en de toewijzing van waterbronnen die daarmee verbonden is, wordt de kans groter dat dergelijke droogteperioden ‘mega’ worden.

Voor het eerst in de geschiedenis zijn deze wetenschappelijke methoden geavanceerd genoeg om de dreiging van een wereldwijde, door de mens veroorzaakte klimaatverandering te voorspellen. Het onvermogen om deze kennis in te zetten om de klimaatverandering te bestrijden is grotendeels het gevolg van politieke besluitvorming, of het gebrek daaraan.

Prof. Dr. Trouet zegt ook dat het klimaatakkoord van Parijs uit 2015 onvoldoende is en dat geen enkel land de minimum doeleinden die het zelf heeft voorgesteld, realiseert.
Zij zegt tevens dat de nieuwste kerncentrales hun eigen afval kunnen recycleren!

Advies: verplichte lectuur voor iedere Natuurpunter en voor iedereen die van geschiedenis houdt!

Dit boek won in 2020 de Jan Wolkers Prijs voor het beste Nederlandstalige natuurboek.

Tekst: Paul Janssens, Lint

Bron van deze tekst : Wat bomen ons vertellen - Een geschiedenis van de wereld in Jaarringen.
auteur: Valerie Trouet
Uitgeverij Lannoo 2020
ISBN: 978 94 014 6675 2
Boek De ontdekking van de natuur

 

Deel deze pagina via:
Schrijf je in op onze nieuwsbrief
 
Mis geen activiteit en blijf op de hoogte van het laatste nieuws
captcha 
Vul in het laatste veld de 3 blauwe tekens in.
Lees hier hoe wij jouw privacy respecteren.
Werken in én voor de natuur? Vervoeg je bij andere vrijwilligers van onze beheerteams en schrijf je hieronder in. Dan verwittigen we je wanneer we op het veld gaan werken.
captcha 
Vul in het laatste veld de 3 blauwe tekens in.
Lees hier hoe wij jouw privacy respecteren.