- Gepubliceerd: 21 juli 2021 21 juli 2021
- Hits: 872 872
De ochtend na de stormachtige nacht van 6 mei. Van mijn overbuur Christof kreeg ik een berichtje dat zijn dochter Lisa een uilenjong had gevonden, boven op de brug van de Krijgsbaan aan de rand van het fietspad. Ze heeft het jong voorzichtig opgepakt en wat verder op een stevige tak gezet zodat loslopende honden of katten er niet meteen bij konden. Goed gedaan Lisa.
Als één jong uit het nest was gevallen, zou er mogelijks ergens een tweede kunnen zitten. Na wat zoeken kon ik inderdaad een tweede jong vinden. Ik heb het meteen bij zijn broer/zus gezet. De beide jongen waren bijzonder rustig en lieten zich vlotjes digitaal vastleggen. Bij navraag kreeg ik bevestiging dat de ouders hun jongen wel verder zouden te eten geven.
De volgende dag in de loop van de namiddag bleken beide jongen ergens anders te zitten. Even later kon ik ze ver van elkaar opnieuw vinden. De jongen werden nu vlak tegen de grote haag op een hoge tak samen gezet, ver weg van het verkeer en in de meest rustige omgeving voor hen. Hoog in het nest kon ik een derde jong waarnemen. Nog steeds waren er stevige windstoten waardoor de grote dennenbomen fel over en weer wiegden. Hopelijk blijft het derde jong zich stevig genoeg vastklampen in het nest.
Een week later kon ik geen jongen meer vinden. Hopelijk stellen deze prachtige uilskuikens het goed. De eerste waarneming van ransuilen kon ik reeds in de zomer van 1980 doen. Over de jaren heen heb ik ondertussen weet van een nest van vier en een nest van vijf jongen. Nu in mei 2021 kon ik persoonlijk drie jongen tellen.
De ransuil oftewel Asio otus
Deze slanke uil van 35 cm hoog zie je niet zo vaak. Bij gevaar zie je zijn twee prachtige, opstaande pluimbosjes boven de wenkbrauwbogen. Ze hebben niets met de oren gemeen. In volle vlucht of rust zal je daarvan bijna niets zien, vandaar dat men soms spreekt van een mutsje of rans (afkomstig uit het Oudnederlands). De feloranje ogen (net zoals bij de oehoe) zijn typisch voor schemer- en ochtendjagers. Uilen met gele ogen (steenuil) jagen meestal overdag en uilen met donkere, bijna zwarte ogen, zijn dan weer nachtjagers zoals de kerkuil en de bosuil.
Ransuilen maken zelf geen nest maar gebruiken graag oude ekster- of kraaiennesten. Liefst in dennenbossen met open ruimtes en hagen. Hieronder nestelen meestal populaties muizen.
Hier komt hun jaagtechniek in volle vlucht het best tot uiting met de grootste kans op succes. Het wijfje legt 3 tot 6 eieren. Het broeden begint onmiddellijk na het leggen van het eerste ei en gaat 27 tot 28 dagen verder. Na 3 à 4 weken verlaten de jongen het nest en blijven de ouders hen nog vier tot vijf weken eten geven.
De ontleding van de braakballen levert veel info op. Als ze drie weken oud zijn, beginnen ze zich op de takken rondom het nest te verplaatsen. Op dat moment noemen we ze 'takkelingen'. Nadien zoeken ze zelf een geschikte broedplaats in een straal van 250 km.
In volle vlucht halen de vleugeltips een breedte van 95 cm. De kleuren zijn zacht geelbruin tot donkerbruin met grijze strepen. Lichtgrijze fijne pluimpjes rondom de snavel en de opstaande binnenboog net naast de oranje ogen met zwarte pupil, gelegen in een zacht beige masker geven hen extra cachet.
Als hij het oogvlies even sluit, zien we een kenmerkende zwarte schuine lijn over de ogen verschijnen die dit vlies over en weer trekt.
De stevig gepluimde tenen (2 voor- en 2 achteraan) geven hem het aanzien van een opgeklede Bourgondiër met mooie laarzen aan.
Wanneer de jongen in gevaar zijn, klinkt de alarmroep van de ouders met telkens vier korte 'knek'-achtige kreetjes die met korte tussenpozen regelmatig worden herhaald.
Zijn lievelingseten: woel- en veldmuizen, jonge konijntjes, soms mollen en kikkers, insecten en jonge vogels.
Blij te weten dat deze ransuilen, prachtexemplaren uit de uilenpopulatie, nog een leefgebied in Mortsel hebben, laten we er allen zorg voor dragen.
Foto’s en tekst: Paul Vermuyten
Kanttekening
Ransuilen broeden in vele gevallen in oude kraainesten. Het is niet uitzonderlijk dat de juveniele vogels, ook al kunnen ze nog niet echt goed vliegen, op een bepaald moment de omgeving van het nest verkennen en daarbij al eens letterlijk 'uit het nest vallen'.
Op zich is het geen probleem dat men de jongen oppakt en op een tak in de buurt van het nest zet. Jonge ransuilen zijn zeer goede klimmers. Ze zouden dit waarschijnlijk uit zichzelf ook wel gedaan hebben. Uilen hebben, in tegenstelling tot bijv. bepaalde zoogdieren, niet zo'n sterk reukorgaan en zullen hierdoor niet zo snel hun jongen afstoten. Van reeën is geweten dat ze zeer gevoelig zijn aan 'externe geuren' vandaar dat je best nooit een reekalf vastneemt als je zo'n 'hulpeloos ogend' jong dier zou vinden in een weiland.
Het is wel belangrijk om op de plaats van het ransuilnest voor de nodige rust te zorgen. Zeker in de broedperiode en wanneer ze hun jongen aan het voeden zijn.
Nog ter aanvulling: de absolute specialisten in deze zijn de medewerkers van het VOC in Herenthout. Zij verzorgen elk jaar een massa jonge vogels die worden binnengebracht na incidenten.
Als je twijfelt over het oppakken of verzorgen van vogels neem je beter eerst contact met hen op:
https://www.vocneteland.be/contact/
Tekst: Filip De Vos, natuurfotograaf en vrijwilliger Natuurpunt